Toont alle 3 resultaten

Instructiebevoegdheid in concernverhoudingen

H.J.C. van Geel

Een van de centrale thema's binnen het concernrecht vormt de instructiebevoegdheid van de moedervennootschap ten opzichte van de dochtervennootschap. Is zo'n instructie geoorloofd en zo ja, wat zijn de voorwaarden en waar liggen de grenzen? In dit artikel wordt geprobeerd een antwoord op deze vragen te geven. Vervolgens wordt ingegaan op een tweetal terreinen waarop de instructiebevoegdheid een rol speelt, te weten de concernfinanciering en de misbruikwetgeving. Aansluitend wordt de behoefte aan een wettelijk vastgelegd instructierecht besproken.

Verdieping | Studentartikel
mei 1990
AA19900267

Twee opstandige dochters

F.J. van Ommeren, P. Roos

In dit redactionele artikel staat een kort geding uitspraak van een dochter tegen diens moedervennootschap centraal omdat deze zich niet wenst te verbinden voor de schuld van de moedervennootschap en op die manier zwakkere dochters op sleeptouw wil nemen.

Opinie | Redactioneel
februari 1988
AA19880080

UVO-Lopik

M.J.G.C. Raaijmakers

Hoge Raad 13 december 1991, nr. 7988, ECLI:NL:HR:1991:ZC0453, NJ 1992, 279 m.nt. Maeijer (UVO-Lopik) Vennootschapsrechtelijk arrest waarin de vraag aan de orde is of een dochtermaatschappij van een bv vereenzelvigd kan worden met deze bv of dat deze bv als een derde gezien moet worden in het licht van een vordering tot ontbinding van de dochter wegens (vorm)gebreken in de oprichting. In de zaak is aan de orde in hoeverre dat er sprake is van vereenzelviging, niet, en in hoeverre de verzoekers belanghebbenden zijn. Dat is volgens de Hoge Raad ook niet het geval en bestaan er voor de verzoekers andere wettelijke middelen.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1993
AA19930054

Toont alle 3 resultaten