Toont alle 5 resultaten

Het legaliteitsbeginsel in Straatburgs perspectief

J. de Hullu

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 22 november 1995, Application no. 20190/92, ECLI:CE:ECHR:1995:1122JUD002019092 (C.R. v. the United Kingdom) Het Europese Hof benadrukt het prominente belang van het strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Strafbaar gedrag moet duidelijk in het recht zijn omschreven, en dat recht moet aan diverse kwalitatieve vereisten zoals toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldoen. Extensieve interpretatie is problematisch. Dit alles neemt echter niet weg dat het wel mogelijk en in het licht van het legaliteitsbeginsel toelaatbaar is om regelgeving over strafrechtelijke aansprakelijkheid door interpretatie geleidelijk te verhelderen en aan gewijzigde om¬standigheden aan te passen, wanneer die ontwikkeling tenminste overeenstemt met de essentie van het delict en redelijkerwijs te voorzien was.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
juli 1996
AA19960508

Rechtsvraag (254) voor eerstejaars

Materieel strafrecht

Th.A. de Roos

Rechtsvraag voor eerstejaars op het gebied van het materieel strafrecht waar aan de hand van een casus vragen worden gesteld over de te lasten te leggen delicten en de strafbaarheid van de verdachten.

Perspectief | Rechtsvraag
juni 1996
AA19960468

Redelijke wetsuitleg en strafrechtelijke aansprakelijkheid

M.J. Borgers

Hoge Raad 16 juni 2007, nr. 00825/06 E, ECLI:NL:HR:2007:BA0426, LJN: BA0426, NJ 2007, 347 De hier besproken uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op een vervolging wegens overtreding van artikel 12 lid 1 Natuurbeschermingswet(oud). Deze bepaling luidt als volgt: ‘Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorwaarden handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen, die schadelijk zijn voor het natuurschoon of voor de natuurwetenschappelijke betekenis van een beschermd natuurmonument of die een beschermd natuurmonument ontsieren.’ Het gaat daarbij om een vraagstuk van uitlegging van een delictsomschrijving.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 2008
AA20080229

Seksueel binnendringen met de tong

Th.A. de Roos

Hoge Raad (strafkamer) 21 april 1998, nr. 107006, ECLI:NL:HR:1998:ZD1026 De wetgever heeft geen beperking willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam wordt binnengedrongen in de zin van artikel 242 Sr (verkrachting). Deze opvatting strookt met de ratio van die bepaling: bescherming van de (seksuele) integriteit van het lichaam. Verhouding tussen art. 242 Sr. en art. 246 Sr. Annotator stelt dat een tongzoen even kwetsend kan zijn als gedwongen geslachtsgemeenschap, al is het aannemelijk dat dat in de praktijk slechts (zeer) zelden het geval zal zijn. Wanneer de wetgever tussen twee verwante delicten een verschil in strafbedreiging van maar liefst vier jaren aanbrengt zou de reden daarvoor toch wel boven elke discussie verheven moeten zijn. Dat blijkt allerminst het geval.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
november 1998
AA19980900

Telasteleggen in gewoon en begrijpelijk Nederlands

J. de Hullu

Hoge Raad 27 juni 1995, nrs. 99412 en 99413, ECLI:NL:HR:1995:ZD0095 en ECLI:NL:HR:1995:ZD0096. Ook bekend als Amsterdams experiment I. Ook telasteleggingen, die in gewoon en begrijpelijk Nederlands zijn geformuleerd, moeten voldoende feitelijk zijn. Bovendien geldt het grondslagstelsel onverkort. Voor een veroordeling is vereist dat een telastelegging (omschrijvingen van) de bestanddelen van het delict bevat waarop de telastelegging is toegesneden. Binnen deze grenzen zijn eenvoudige telasteleggingen mogelijk in het geldende stelsel, waarvan de Hoge Raad de belangrijkste kenmerken uiteenzet.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
januari 1996
AA19960053

Toont alle 5 resultaten