bewijsvoering

Toont alle 2 resultaten

De mythe van het de auditu-bewijs

N. Rozemond

Er is geen onderwerp in het strafprocesrecht waarover zo veel mythevorming bestaat als het de auditu-bewijs in strafzaken. Ook in de eerste aflevering van Ars Aequi met de Rode draad `Bewijs en Bewijsrecht`verkondigen Nijboer en Wagenaar zonder enige kritische kanttekening de mythe van het de auditu-bewijs. De mythe van het de auditu-bewijs bestaat uit twee bestanddelen. Het eerste bestanddeel is de opvatting dat de Hoge Raad in het De Auditu-arrest van 1926 tegen de wil van de wetgever de auditu-bewijs in het Nederlandse strafprocesrecht zou hebben geïntroduceerd. Het tweede bestanddeel bestaat uit de mening dat de auditu-bewijs in strijd is met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens: het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zou in het Kostovski-arrest `de bijl aan de voet van veel van de de auditu-constructies` hebben gelegd. In deze bijdrage wil ik proberen de mythe van het de auditu-bewijs te ontkrachten. Daarmee wil ik niet betogen dat er geen kritiek kan worden uitgeoefend op de bewijsvoering in Nederlandse strafzaken. Het 'herkennen van Iwan' van Wagenaar en 'Strafrechtelijk bewijsrecht'van Nijboer zijn verplichte literatuur voor iedere jurist die kritisch over het strafrechtelijke bewijsrecht wil nadenken. Ik wil slechts laten zien dat de kritiek op de auditu-bewijs zoals Nijboer en Wagenaar deze onder woorden brengen te ongenuanceerd is: de Nederlandse procespraktijk in strafzaken is veel gevarieerder dan zij het doen voorkomen. Deze nuancering is noodzakelijk om een beter begrip te krijgen van de sterke en zwakke kanten van de Nederlandse bewijsvoering in strafzaken.

Rode draad | Bewijs en bewijsrecht | Verdieping | Studentartikel
maart 1999
AA19990144

Lockerbie

E.M.H. Hirsch Ballin

High Court of Justiciary at Camp Zeist 31 januari 2001, Case No: 1475/99 (Her Majesty’s Advocate v. Abdelbaset Ali Mohmed al Megrahi and Al Amin Khalifa Fhimah, Prisoners in the Prison of Zeist, Camp Zeist (Kamp van Zeist), The Netherlands) Op 31 januari 2001 deed het Schotse hof dat op grond van een speciaal verdrag in Nederland zitting hield, uitspraak in het strafproces tegen twee Libiërs. De betrokkenen werden verdacht van het plaatsen van een bom aan boord van een Amerikaans passagiersvliegtuig dat op 22 december 1988 boven Schotland tot ontploffing kwam. Hierbij vielen 270 slachtoffers. De verdachte Megrahi werd veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens moord, met de bepaling dat vervroegde invrijheidstelling niet eerder dan na 20 jaar mag plaatsvinden. De verdachte Fhimah daarentegen werd vrijgesproken wegen gebrek aan bewijs. Omdat in de uitspraak van het Hof alles draait om de kwaliteit van de bewijsvoering, valt de aanzienlijke verkorte weergave ervan vrij lang uit. Men moet hiervan kennisnemen om te kunnen begrijpen hoe de Schotse aanklager het spoor meent te kunnen volgen van wrakstukken naar deze twee individuen. In aansluiting op de verkorte publicatie van de uitspraak worden enige aspecten van de zaak toegelicht die van bijzonder juridisch belang zijn. Zie de volledige uitspraak: https://www.scotcourts.gov.uk/docs/default-source/sc---lockerbie/lockerbiejudgement.pdf?sfvrsn=2

Annotaties en wetgeving | Annotatie
april 2001
AA20010270

Toont alle 2 resultaten