A.C. Hendriks
Over de afbreking van een zwangerschap zijn de meningen op z’n zachtst gezegd verdeeld. In Nederland heeft de zwangere vrouw tot het moment dat de foetus zelfstandig levensvatbaar is – rond de 24-wekengrens – een vrijwel absoluut zelfbeschikkingsrecht. Daarna wordt meer waarde gehecht aan de belangen van de foetus. Naarmate deze zich verder ontwikkelt komt hem meer rechtsbescherming toe. Het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere staat echter op gespannen voet met de belangen van het ongeboren kind voordat het levensvatbaar is, indien het wordt blootgesteld aan ernstige gevaren voor zijn ontwikkeling en gezondheid omdat de moeder tijdens de zwangerschap bijvoorbeeld stug blijft doorroken. Er moeten mogelijkheden komen om toekomstige kinderen in urgente gevallen te beschermen tegen deze ‘prenatale kindermishandeling’, aldus prof. Hendriks.
Opinie | Amuse
mei 2010
AA20100304