Fraude in de wetenschap: eens gegeven blijft gegeven?
De Nederlandse wetenschap kent een illuster rijtje voorbeelden van wetenschapsfraude (zie Van Kolfschooten 2012). Doorgaans trekken wetenschappers bij bewezen fraude direct het boetekleed aan. In een recente zaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stak het verhaal nét even anders in elkaar (ECLI:NL:RVS:2024:5265). In deze zaak stond het intrekken van de doctorstitel van een onderzoeker aan Wageningen University centraal. De onderzoeker zou de wetenschappelijke integriteit hebben geschonden door het manipuleren van brondata in zijn proefschrift. In tegenstelling tot eerdere gevallen van wetenschapsfraude, ontkende hij te hebben gefraudeerd en stapte naar de rechter.
In hoger beroep bevestigde de Afdeling dat intrekking van de doctorstitel mogelijk was ondanks de afwezigheid van een specifieke regeling voor deze intrekking. De juridische basis lag in het feit dat ‘het bestuursorgaan dat bevoegd is om een besluit te nemen, dat ook mag intrekken als dat besluit onjuist is’ (ECLI:NL:RVS:2024:5265, r.o. 14.1). Volgens de Afdeling was sprake van een schending van de wetenschappelijke integriteit en woog het belang van het goed functioneren van de wetenschap zwaarder dan het belang van de onderzoeker om zijn doctorstitel te behouden.
Nooit eerder oordeelde de Afdeling over de intrekking van een doctorstitel. De uitspraak markeert daarmee een belangrijke ontwikkeling: naast de toenemende aandacht voor de normen van wetenschappelijke integriteit komen nu ook de sancties bij inbreuken op deze integriteit nadrukkelijker in beeld. Een vraag die in dit kader kan worden opgeworpen is of de intrekking van een doctorstitel slechts dient te gebeuren bij normschendingen in een proefschrift of ook bij normschendingen in de periode ná het behalen van de doctorstitel (Fernhout, ‘Intrekking doctorsgraad’, Keynotes 2023/6). Deze vraag werd tot nog toe zeer wisselend beantwoord (Inspectie van het Onderwijs, ‘Toezicht op het stelsel van promoties’ 2016, p. 15). Zo zou het middel erger zijn dan de kwaal en zag de Minister van OCW geen reden om dergelijke intrekkingen wettelijk mogelijk te maken (Kamerstukken II 2012/13, 31228, nr. 327). Hoe wenselijk is deze opvatting echter in het licht van het vertrouwen in de wetenschap?
In dit verband speelt de symbolische betekenis van de doctorstitel een rol: moet de doctorstitel gezien (blijven) worden als een voltooiing van een traject of als een doorlopende verplichting richting de wetenschap? Bij een promotie krijgt een promovendus immers niet alleen een titel, maar ook een verantwoordelijkheid. Zo belooft de promovendus aan de Universiteit Utrecht dat hij ‘zich onthoudt van handelingen of gedragingen die het vertrouwen in de wetenschap beschamen of ondermijnen. Een doctor heeft in die zin in de samenleving een ongeschreven “ambassadeursfunctie” ten behoeve van de wetenschap.’ (‘Tekst zoals uitgesproken tijdens de promotie tot doctor’, uu.nl). Aan de Rijksuniversiteit Groningen belooft de promovendus ‘als doctor in de toekomst te handelen naar de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijk Integriteit’ (‘Protocol voor de Promotieplechtigheid’, november 2024). Deze beloftes zouden vergeleken kunnen worden met de eed van Hippocrates voor artsen. ‘Wie de eed schendt, zet namelijk niet alleen zijn eigen eer, maar ook de kernwaarden van de eedgemeenschap op het spel’ (Soeharno 2013, p. 25). Kortom, de wetenschappelijke integriteit is niet alleen een interne aangelegenheid, maar ook een bredere verantwoordelijkheid richting de samenleving. Het waarborgt de kwaliteit en betrouwbaarheid van onderzoek en bevordert het vertrouwen tussen wetenschappers onderling. Daarnaast is het publieke vertrouwen van Nederlanders in de wetenschap sterk verbonden met de perceptie van de wetenschappelijke integriteit (Rathenau Instituut, ‘Balans van de wetenschap 2024’, p. 111). De bescherming van de wetenschappelijke integriteit is dus cruciaal, zeker nu maatschappelijke discussies steeds vaker worden beïnvloed door desinformatie (Wardle & Derakhshan 2017, p. 10). In dit kader is het essentieel om stil te staan bij de blijvende verplichtingen die een doctorstitel met zich meebrengt. Het is de vraag of het intrekken van een doctorstitel bij normschendingen na het promotietraject niet juist een logische en noodzakelijke consequentie is van de verantwoordelijkheid die een wetenschapper draagt. Hopelijk dient de uitspraak van de Afdeling als katalysator voor bezinning op deze vraag.
Dit redactioneel van Marilou Schaafsma & Imke Smits is verschenen in Ars Aequi april 2025.
Categorie: Redactioneel




