2014-Nieuw, bevredigend?


De invoering van de boeken 3, 5 en 6 van het NBW is weer een stap naderbij gekomen, nu in mei van dit jaar de ontwerpen door de Eerste Kamer zijn goedgekeurd. De materie krijgt langzamerhand steeds meer  actualiteit, we gaan ons realiseren dat het huidige BW aan zijn laatste jaren toe is. Het begint voor juristen en aankomend juristen tijd te worden de regeling van het nieuwe BW vaker ter hand te nemen; de rechtspraak bedient zich al sinds enige tijd van anticiperende interpretatie.

Sommige constructies en rechtsfiguren sluiten nog nauw aan bij de regeling in het BW, andere zijn echter ingrijpend gewijzigd. Een van de meer interessante leerstukken wordt gevormd door de materie van 2014 BW en die van 3.4.2.3a NBW. In deze uiteenzetting wil ik mij dan ook beperken tot een behandeling van de regelingen in het NBW omtrent bescherming van verkrijgers van beschikkingsonbevoegden en een aantal hiermee verwante figuren, te weten: de overeenkomstige bescherming van pandhouders in geval van beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever en de bescherming van derden-verkrijgers en pandhouders in geval van om binding wegens
wanprestatie, en uitoefening van het recht van reclame. Overigens zullen bovenstaande figuren niet verder aan de orde komen dan voor zover het betreft roerende zaken (in de zin van het NBW: roerende stoffelijke  objecten) die niet zijn registergoederen.

Omdat wellicht niet iedereen voldoende in onderhavige materie is ingewerkt, zal ik beginnen met een beschrijving van het oude en het nieuwe systeem.


Verschijningsvorm: Maandbladartikel (download pdf)

Auteur(s): C. Leeger

Verschijning: maart 1981

Archiefcode: AA19810099