C.P.M. Cleiren
Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM/ECHR) 28 september 1995, Application no. 15346/89 en 15379/89, ECLI:CE:ECHR:1995:0928JUD001534689 (Masson and Van Zon v. The Netherlands)
Het Hof onderzoekt of bij strafvorderlijke schadevergoedingsacties sprake is van een 'civil right' in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM. Met het oog op de status van het Verdrag binnen de Nederlandse rechtsorde stelt het Hof dat het Verdrag geen recht toekent op vergoeding van gemaakte kosten, noch op compensatie voor rechtmatige vrijheidsbeperkingen. De vraag of zo'n recht in een bepaalde zaak bestaat zal moeten worden beantwoord aan de hand van het nationale recht. Het door de beide gewezen verdachten gevorderde betreft naar de mening van het Hof geen 'right' waarvan in redelijkheid kan worden gezegd dat het naar Nederlands recht is erkend. Om deze reden acht het Hof artikel 6 lid 1 EVRM niet van toepassing op de procedures tot schadevergoeding ex artikel 89 Sv en artikel 591a Sv. Het ter discussie gestelde niet-openbare karakter van de procedure (toen naar Nederlands recht nog in besloten raadkamer) vormt dientengevolge geen schending van artikel 6 lid 1 EVRM.
Annotaties en wetgeving | Annotatie
februari 1996
AA19960127