Toont alle 4 resultaten

Artikel 6:211 BW en de Engelse law of restitution

H.J. van Kooten

Kan hetgeen ter nakoming van een nietige overeenkomst is gepresteerd, uit onverschuldigde betaling worden teruggevorderd? Onder het oude BW beantwoorde de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Immers, een nietige overeenkomst doet geen verbintenissen ontstaan en hetgeen uit doen hoofde is betaald, kan daarom ongedaan worden gemaakt. Dat is ook de hoofdregel onder het huidige BW. De terugvorderingsactie zal echter niet slagen voor zover deze in strijd komt met de redelijkheid en billijkheid. In deze bijdrage wordt onderzocht wat redelijkheid en billijkheid in artikel 6:211 BW eisen. Het Engelse restitutierecht dient daarbij als bron van inspiratie.

Bijzonder nummer | Rechtsvergelijking
mei 1994
AA19940311

Conversie

J.H. Nieuwenhuis

Hoge Raad 8 juli 1987, nr. 12984, ECLI:NL:HR:1987:AC3976, RvdW 1987, 158 (mrs. Snijders, Van den Blink, De Groot, Hermans en Roelvink; A-G Mok) (Van Hensbergen/Albers) Ondanks dat een te lange proeftijd die nietig is en in de literatuur wordt gezien als vatbaar voor conversie wordt deze in deze uitspraak van de Hoge Raad niet vatbaar geacht voor conversie. In de noot wordt er op de problematiek rondom nietigheid van bedingen zoals het beding van proeftijd ingegaan en wordt het leerstuk van conversie verder behandeld.

Annotaties en wetgeving | Annotatie
maart 1988
AA19880177

december 1990

Katern 37: Burgerlijk recht

G.H. Lankhorst, B.E. Reinhartz

juni 1999

Katern 71: Burgerlijk recht

E.M. Hoogervorst, H.H. Lammers, J.A.J. Peter, L. Reurich

Toont alle 4 resultaten